column_Coffeeshop Superfly: eigenaren wederom geen straf

Coffeeshop Superfly: Eigenaren wederom geen straf

 

Gisteren, donderdag 29 september 2016, is een belangrijke slag gewonnen in de strijd tegen het hypocriete achterdeurbeleid. Het Hof Amsterdam heeft de toenmalige eigenaren van coffeeshop Superfly in Hoofddorp opnieuw geen straf opgelegd voor het hebben van een bedrijfsvoorraad van 102 kilo softdrugs en 5432 voorgedraaide joints. Mr. Kamans is de advocate van één van deze eigenaren.

Het Hof Amsterdam heeft daarmee de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 16 oktober 2014 bevestigd. En niet alleen bevestigd, het Hof heeft nog een belangrijke extra boodschap meegegeven aan het openbaar ministerie: het is tijd voor een duidelijk toetsingskader en beleid om te bepalen welke zaken wel en welke zaken niet worden vervolgd.

Wat vooraf ging

Sinds 2012 is er een kentering zichtbaar in de houding van rechters ten opzichte van het gedoogbeleid. In een reeks vergelijkbare uitspraken van rechtbanken en gerechtshoven uit het hele land worden de eigenaren, exploitanten en medewerkers van coffeeshops niet langer bestraft in zaken waar grote hoeveelheden softdrugs door de politie werden aangetroffen op locaties gelegen buiten de coffeeshop. In al deze zaken ging het om externe handelsvoorraden softdrugs, bestemd voor coffeeshops. De rechter geeft hierbij een zogeheten rechterlijk pardon (wel schuld, geen straf) als voldaan is aan twee vereisten: 1. de voorraad moet in redelijke verhouding staan tot de dagomzet 2. de coffeeshop moet zijn zaken administratief – en fiscaalrechtelijk gezien op orde hebben.

In de zaak Superfly hield de rechtbank Amsterdam voor het eerst rekening met de ‘business filosofie’ van de coffeeshop, namelijk die van een ‘upscale’ coffeeshop die een uitgebreid assortiment aan softdrugs verkoopt. Gelet op deze filosofie moesten sommige soorten moeilijk te verkrijgbare cannabis dan ook groot worden ingekocht. Hierdoor oordeelde de rechtbank dat een externe bedrijfsvoorraad van 102 kilo softdrugs en 5432 voorgedraaide joints in redelijke verhouding stond tot de dagomzet. Deze voorraad was toereikend voor de exploitatie van de shop voor de duur van 2 maanden. De rechtbank Amsterdam legde dan ook aan de eigenaren geen straf op.

Uitspraak Hof Amsterdam

Het openbaar ministerie ging tegen deze uitspraak in hoger beroep. Hierbij blijft het wonderlijk dat het openbaar ministerie zelf niet met 1 mond over het achterdeurbeleid spreekt. Verschillende officieren van justitie varen in dit soort zaken een eigen koers. De ene officier van justitie houdt een verhaal over de scheiding der machten en dat de rechterlijke macht niet op de stoel van de rechter mag zitten. De andere officier van justitie vraagt zelf aan de desbetreffende rechtbank om geen straf op te leggen en staat dus wel achter de ingeslagen weg door de rechterlijke macht.

In aanvulling op de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, heeft het Hof een belangrijke boodschap aan het openbaar ministerie mee gegeven.

Tijdens de behandeling van het hoger beroep verzocht het Hof namelijk aan het openbaar ministerie de vraag te beantwoorden welke voorraadomvang volgens het openbaar ministerie past bij een ‘normale bedrijfsvoering’ van de onderhavige coffeeshop, gelet op de grootte en de structuur van die coffeeshop en op de rol die de coffeeshop ten tijde van de ten laste gelegde periode had in de regio waarin het bedrijf toentertijd was gevestigd.

Ondanks deze duidelijke vraag liet het openbaar ministerie echter na om deze vraag te beantwoorden. Het merkte slechts op dat er geen algemene regel is te geven welke omvang van een externe voorraad nog onder een normale bedrijfsvoering zou vallen. Daarbij onderkende het openbaar ministerie dat hoe hoger de omzet is, hoe groter de gemiddelde voorraad zal zijn.

Het Hof rekent het openbaar ministerie hard af op het nalaten van beantwoording van de vraag door te stellen dat het formuleren van een duidelijk toetsingscriterium met betrekking tot deze problematiek op de weg van het openbaar ministerie had gelegen. Nu het openbaar ministerie geen duidelijk kader schetst – door bijvoorbeeld aan te geven hoeveel keer de maandverkoop een coffeeshop in voorraad mag hebben wil zij binnen een normale bedrijfsvoorraad nog als redelijk worden gezien – ziet het Hof geen reden om een ander oordeel te geven dan de rechtbank. De eigenaren krijgen wederom geen straf.

Kortom een duidelijke boodschap aan het OM: kies er niet langer voor om elke zaak aan de rechter voor te leggen, leg je neer bij de ingeslagen weg door de rechterlijke macht en kom met een duidelijk toetstingskader en vervolgingsbeleid!